Reflectiemiddel Balans in Beeld

Reflectiemiddel Balans in Beeld
Het reflectiemiddel Balans in Beeld is ontwikkeld voor begeleiders van jongeren met een licht verstandelijke beperking. Na het invullen van de vragen in Balans in Beeld heb je concrete handvatten om de ondersteuning verder vorm te geven. Meer informatie:

  • Reflectiemiddel Balans in Beeld (pdf)
  • Handreiking bij Reflectiemiddel Balans in Beeld (pdf)

Instructie voor het invullen

  • Bedenk wat de ontwikkelingsleeftijd van de jongere is (cognitief, sociaal en emotioneel).
  • Neem een specifieke situatie met de jongere in gedachten en vul de vragen in.
  • Bedenk aan de hand van het antwoordenoverzicht wat je in je ondersteuning gaat aanpassen, hoe je dat gaat doen en wie en/of wat je daarvoor nodig hebt.
 

Gegevens begeleider

Het overzicht van antwoorden ontvang je direct in je mailbox. De resultaten zijn voor jou opgeslagen in een pdf bestand.

 
KAART A JONGERE: BEGRIJPEN
Vul per vraag in op de schaal van ‘niet 0-1-2-3-4-5 volledig’ in welke mate de jongere in de situatie de vaardigheden beheerst.
Niet Volledig
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
KAART A BEGELEIDER: UITLEGGEN
Vul per vraag in op de schaal van ‘niet 0-1-2-3-4-5 veel ’ in welke mate jij in de situatie de jongere hebt ondersteund.
Niet Veel
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
KAART B JONGERE: KUNNEN
Vul per vraag in op de schaal van ‘niet 0-1-2-3-4-5 volledig’ in welke mate de jongere in de situatie de vaardigheden beheerst.
Niet Volledig
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
KAART B BEGELEIDER: HELPEN EN VOORDOEN
Vul per vraag in op de schaal van ‘niet 0-1-2-3-4-5 veel ’ in welke mate jij in de situatie de jongere hebt ondersteund.
Niet Veel
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
KAART C JONGERE: DURVEN
Vul per vraag in op de schaal van ‘niet 0-1-2-3-4-5 volledig’ in welke mate de jongere in de situatie de vaardigheden beheerst.
Niet Volledig
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
KAART C BEGELEIDER: BEVESTIGEN
Vul per vraag in op de schaal van ‘niet 0-1-2-3-4-5 veel ’ in welke mate jij in de situatie de jongere hebt ondersteund.
Niet Veel
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
KAART D JONGERE: MEEKOMEN EN ERBIJ HOREN
Vul per vraag in op de schaal van ‘niet 0-1-2-3-4-5 volledig’ in welke mate de jongere in de situatie de vaardigheden beheerst.
Niet Volledig
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
KAART D BEGELEIDER: INLEVEN EN MEEDENKEN
Vul per vraag in op de schaal van ‘niet 0-1-2-3-4-5 veel ’ in welke mate jij in de situatie de jongere hebt ondersteund.
Niet Veel
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
* = Invoer verplicht
 
Wordt alleen gebruikt om het resultaat naar toe te versturen
niet = De jongere begrijpt niets van wat ik zeg.
volledig = De jongere begrijpt alles.
niet = De jongere gebruikt woorden en zinnen, waarvan hij zelf de inhoud niet begrijpt.
volledig = De jongere begrijpt heel goed wat hij zegt.
niet = De jongere is het volgende moment alweer vergeten wat hij gehoord, gezien of gelezen heeft.
volledig = De jongere weet de informatie nog heel goed.
niet = De jongere wordt overspoeld door de informatie die hij aangereikt krijgt en weet niet waar te beginnen.
volledig = De jongere haalt de belangrijkste punten uit de
aangeboden informatie en gaat daarmee aan de slag.
niet = De jongere heeft de boodschap niet begrepen, hij weet niet wat er concreet van hem verwacht wordt.
volledig = De jongere begrijpt heel goed wat er van hem verwacht wordt.
niet = De jongere zet de boodschap, die slechts mondeling gegeven wordt, niet in actie om.
volledig = De jongere doet wat hem mondeling verteld wordt.
niet = De jongere reageert te laat op wat er gebeurt, of gezegd en bedoeld wordt.
volledig = De jongere reageert snel op wat er gebeurt of gezegd en bedoeld wordt.
niet = De jongere heeft een ander verhaal van wat er gebeurt, of gezegd wordt.
volledig = De jongere begrijpt het verhaal zoals het wordt
bedoeld.
niet = Ik ga er vanuit dat de jongere mij begrijpt.
veel = Ik neem er de tijd voor om te controleren of de jongere mij begrijpt.
niet = Ik check niet of de jongere de betekenis, van de zinnen en woorden die hij gebruikt, kent.
veel = Ik controleer voortdurend of de jongere de betekenis, van de zinnen en woorden die hij gebruikt, ook kent.
niet = Ik bied de informatie eenmalig aan en herhaal het niet.
veel = Ik blijf de informatie herhalen.
niet = Ik stem de informatie niet speciaal af op de jongere.
veel = Ik bied de informatie overzichtelijk en in behapbare proporties aan. En ik maak concreet wat belangrijk is.
niet = Ik vertel in grote lijnen wat ik van de jongere verwacht.
veel = Ik ben precies in wat ik zeg en ik maak concreet wat ik van de jongere verwacht.
niet = Ik breng mijn boodschap volledig mondeling.
veel = Ik pas mijn communicatie aan aan het niveau van de jongere en ondersteun mijn mondelinge boodschap met middelen zoals gebarentaal, geschreven woord, picto’s.
niet = Ik bied de jongere geen extra tijd om te reageren op wat er gebeurt, of gezegd en bedoeld wordt.
veel = Ik neem veel tijd, zodat de jongere de informatie kan verwerken en kan reageren.
niet = Ik bied de informatie niet specifiek aan en check niet of de jongere de informatie begrijpt zoals bedoeld wordt.
veel = Ik maak alles zo simpel mogelijk, doseer de informatie en ik check of hij het juist begrepen heeft.
niet = De jongere mist de benodigde vaardigheden en doet de taak niet op de juiste manier.
volledig = De jongere beschikt over de benodigde vaardigheden en voert de taak op passende wijze uit.
niet = De jongere houdt zijn aandacht er niet bij en dwaalt helemaal van de opdracht af.
volledig = De jongere houdt zijn aandacht er helemaal bij.
niet = De jongere neemt het voorbeeldgedrag van de begeleider niet over.
volledig = De jongere neemt het voorbeeldgedrag van de
begeleider over.
niet = De jongere doet een faalervaring op, doordat het hem niet zelf lukt.
volledig = De jongere probeert zelf uit hoe het moet en ervaart dat hij het kan.
niet = De jongere legt alle schuld van wat fout gaat bij de ander of de omstandigheden.
volledig = De jongere kan reflecteren op zichzelf, kan zien wat goed gaat en weet wat hij aan gedrag moet veranderen.
niet = De jongere kiest geen geschikt moment, hij wil het nu en meteen.
volledig = De jongere kan wachten tot hij aan de beurt is of er ruimte is om bijvoorbeeld zijn vraag te stellen.
niet = De jongere voelt de humoristische boodschap of grap niet aan en begrijpt hem niet.
volledig = De jongere laat zien dat hij het grappig vindt.
niet = Ik laat de jongere de taak zelfstandig uitvoeren.
veel = Ik neem de taak van de jongere over.
niet = Ik neem geen maatregelen om te voorkomen dat de jongere afdwaalt en last heeft van de prikkels om hem heen.
veel = Ik zorg ervoor dat de jongere niet afgeleid kan worden door gepaste maatregelen te nemen, zodat de prikkels de jongere niet bereiken.
niet = Ik moedig de jongere niet speciaal aan om mijn voorbeeldgedrag te volgen.
veel = Ik laat de jongere duidelijk zien dat hoe ik doe, voorbeeld is van goed gedrag.
niet = Ik laat het aan de jongere over hoe zich te gedragen in de nieuwe situatie.
veel = Ik oefen van tevoren uitgebreid met de jongere hoe zich te gedragen in de nieuwe situatie.
niet = Ik neem de situatie en hoe de jongere zich heeft gedragen niet met hem door.
veel = Ik leg de jongere zorgvuldig uit wat goed ging en wat hij de volgende keer anders kan doen.
niet = Ik laat het aan de jongere zelf over wanneer hij iemand iets wil vragen of wat wil zeggen.
veel = Ik maak de jongere duidelijk welk moment geschikt is om iets te vragen of te zeggen.
niet = Ik let er niet op hoe ik humor gebruik en of de jongere het begrijpt.
veel = Ik ben voorzichtig in het gebruiken van humor.
niet = De jongere is heel onzeker, hij laat geen vertrouwen zien dat hij het (aan)kan.
volledig = De jongere gelooft in wat hij kan, hij is positief over wat hij (aan)kan.
niet = De jongere laat niet merken dat hij hulp nodig heeft, hij zoekt het zelf uit.
volledig = De jongere doet een nadrukkelijk beroep op de
begeleider.
niet = De jongere is bang om nieuwe situaties aan te gaan, hij houdt zich vast aan wat hij gewend is.
volledig = De jongere durft iets nieuws te proberen.
niet = De jongere blijft bij het vertrouwde en bekende en gaat niet op onderzoek uit.
volledig = De jongere gaat uit zichzelf op onderzoek uit.
niet = De jongere denkt niet goed na en maakt geen verstandige keuze.
volledig = De jongere denkt goed na welke opties er zijn en maakt een verstandige keuze.
veel = De jongere zegt niet hoe hij erover denkt of wat hij ervan vindt.
volledig = De jongere spreekt duidelijk uit wat hij ervan vindt en hoe hij erover denkt.
niet = Ik ondersteun de jongere niet door hem extra aan te moedigen.
veel = Ik moedig de jongere extra aan en geef veel bevestiging in wat de jongere goed doet.
niet = Ik laat het aan de jongere over of hij mij om hulp wil vragen.
veel = Ik ga met de jongere in gesprek om erachter te komen waar ik hem bij kan helpen, ook als hij zegt het zelf (aan) te kunnen.
niet = Ik laat de jongere het meteen zelf doen en ervaren.
veel = Ik ga samen met de jongere de nieuwe situatie aan, bereid het goed met hem voor en ga (letterlijk) naast hem staan.
niet = Ik laat het aan de jongere over of hij iets (nieuws) onderneemt of niet.
veel = Ik moedig de jongere zo veel mogelijk aan om iets (nieuws) te doen of ondernemen.
niet = Ik laat de jongere zelfstandig kiezen.
veel = Ik help de jongeren bij het maken van een verstandige keuze: ik leg hem een (beperkt) aantal opties voor, leg uit waarom dit verstandige keuzes zijn en moedig hem aan een keuze te maken.
niet = Ik laat het aan de jongere over te zeggen hoe hij erover denkt en wat hij ervan vindt.
veel = Ik moedig de jongere aan zijn mening te geven en ik help hem van tevoren te bedenken wat hij vindt en hoe hij dat kan uiten.
niet = De jongere snapt niet wat er gebeurt en reageert niet adequaat. Hij komt sociaal gezien niet mee.
volledig = De jongere begrijpt wat er gebeurt en reageert
adequaat. Hij doet mee.
niet = De jongere beheerst de benodigde sociale vaardigheid niet.
volledig = De jongere gebruikt de benodigde sociale
vaardigheid op een passende manier.
niet = De jongere houdt geen rekening met de ander en stelt zijn eigen visie en belangen centraal.
volledig = De jongere houdt rekening met de standpunten
en het gevoel van de ander.
niet = De jongere komt niet voor zichzelf op,
hij laat over zich heen lopen.
volledig = De jongere geeft aan wat hij wil, denkt of voelt.
Hij geeft zijn grenzen goed aan.
niet = De jongere ziet niet in wat ‘goed’ en ‘niet goed’ is en houdt zich niet aan de omgangsregels.
volledig = De jongere begrijpt heel goed wat ‘goed’ en ‘niet goed’ is. Hij houdt rekening met de omgangsregels.
niet = De jongere reageert impulsief en doet/zegt wat er op dat moment in hem opkomt.
volledig = De jongere bedenkt eerst hoe hij gaat reageren,
voordat hij iets zegt/doet.
niet = De jongere houdt zich star vast aan de gemaakte omgangsregels en afspraken.
volledig = De jongere denkt na over de regels en afspraken en hij doet het anders als dat beter en passend is.
niet = De jongere barst los bij het minste of geringste.
volledig = De jongere uit zijn boosheid en agressie op een
adequate manier.
niet = Ik leg niet uit hoe de sociale situatie in elkaar zit en welk gedrag daarbij past. Ik laat de jongere het zelf doen.
veel = Ik neem het van de jongere over en benoem vervolgens (later) wat er precies gebeurt en welk gedrag gepast is.
niet = Ik laat de jongere zelf zijn gang gaan in het contact.
veel = Ik sta naast de jongere en neem het van de jongere over.
niet = Ik zeg niets, ik laat het aan de jongere over hoe hij reageert.
veel = Ik maak nadrukkelijk duidelijk welk gevoel en mening de ander heeft om rekening mee te houden.
niet = Ik help de jongere niet om voor zichzelf op te komen. Ik laat het hem zelf doen.
veel = Ik geef de grens aan, omdat de jongere het niet kan.
niet = Ik leg de jongere niets uit en laat het aan hem over hoe hij reageert.
veel = Ik vertel de jongere wat de omgangsregels zijn en leg hem duidelijk uit wat ‘goed’ en ‘niet goed’ is.
niet = Ik help de jongere niet, ik laat het aan hem over hoe hij reageert.
veel = Ik neem het van de jongere over, omdat hij zonder eerst na te denken meteen reageert.
niet = Ik laat het aan de jongere over hoe hij de omgangsregels en afspraken gebruikt.
veel = Ik vertel de jongere wat de omgangsregels en afspraken zijn en doe voor hoe je ermee omgaat.
niet = Ik laat de jongere zijn emotie van boosheid en agressie op zijn manier uiten.
veel = Ik help de jongere in de situatie bij het uiten van boosheid en agressie en bespreek en oefen dit ook van tevoren met hem.